-
1 carton
n. kartonnen doos[ ka:tn]♦voorbeelden: -
2 mouche
mouche [moesĵ]〈v.〉1 vlieg4 sikje♦voorbeelden:attraper des mouches • zijn tijd in ledigheid verspillenon aurait entendu une mouche voler • men kon een speld horen vallenêtre, faire la mouche du coche • lastig zijn, veel gespin, weinig wol, veel drukte makenquelle mouche te pique? • wat bezielt jou?prendre la mouche • opstuiven (om een kleinigheid)tomber comme des mouches • bij bosjes omkomen→ pattef1) vlieg2) moesje, stippeltje3) roos [schietschijf]5) sikje -
3 mille
mille1 [miel]〈m.〉1 mijl♦voorbeelden:————————mille2 [miel]〈telwoord; ook m.〉♦voorbeelden:1 gagner des mille et des cents • geld als water verdienen; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 geld als slijk verdienen1. m1) mijl2) roos3) duizendtal2. adj -
4 viser
viser [viezee]2 beogen ⇒ ten doel hebben, streven (naar)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 betrekking hebben op ⇒ betreffen, aangaan♦voorbeelden:v1) richten (op)2) beogen, nastreven4) betreffen -
5 roos
1 [plant] rose2 [middelpunt van een schietschijf] bull's-eye3 [belroos, wondroos] rose, erysipelas ⇒ St. Anthony's fire4 [(schilfers van) hoofdroos] dandruff7 [rand aan het gewei] bur(r)♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 zijn weg gaat niet over rozen • his path is not strewn with roses, life is no bed of roses for him(midden) in de roos • dead on target, bang on/in the middle¶ Chinese roos • China rose, hibiscus -
6 target
n. bord gemarkeerd met concentrische cirkels gebruikt door scherpschutter of boogschutter om op te richten; doel, object; doel of situatie die iemand wil bereiken--------v. aanleggen (op doel); richten op; van plan zijn te bereikentarget1[ ta:git] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 on target • op de goede weg, in de goede richting————————target2〈 werkwoord〉2 richten♦voorbeelden: -
7 roos
♦voorbeelden: -
8 Spiegel
Spiegel〈m.; Spiegels, Spiegel〉5 spiegel, niveau 〈bijv. van vloeistoffen〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 das kannst du dir hinter den Spiegel stecken! • (a) dat interesseert me geen lor!; (b) hou het je voor gezegd!sich 〈 3e naamval〉 etwas nicht hinter den Spiegel stecken • iets verbergen, niet trots zijn op iets -
9 cible
-
10 schijf
3 [plak] slice4 [schietschijf] target5 [met betrekking tot belastingen] (tax) bracket6 [computer] [geheugenschijf] disk♦voorbeelden:iets in schijven/schijfjes snijden • slice -
11 Scheibe
Scheibe〈v.; Scheibe, Scheiben〉2 schijf, plak(je) ⇒ snee, stukje♦voorbeelden:2 eine Scheibe Brot • een boterham, een snee(tje) brood〈informeel; figuurlijk〉 sich 〈 3e naamval〉 von etwas eine Scheibe abschneiden • van iets nog wat opsteken¶ so eine Scheibe! • verdorie!, verdomme!
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский